Onderzoek naar Varroa-resistentie

Bijen@Wur, de bijenonderzoeksgroep van de Universiteit Wageningen, test een nieuwe aanpak.
Zij laten de mijten het werk doen! Het principe van de methode is dat je een volk jonge koninginnen en darren (mannetjesbijen) laat maken en vervolgens splitst in zo veel mogelijk volkjes van twee ramen bijen. Het effect van deze rigoureuze opsplitsing op de mijtenpopulatie is dat deze enorm verdund wordt. De kleine volkjes wordt zo een goede start geboden. Deze kleine volkjes maken vooral werksterbroed waar de voortplanting van de mijten vaak gering is, is in ieder geval veel minder dan in darrenbroed. Immers: de beestjes parasiteren vooral op de darrenlarven in de broedcellen.Volkendie het niet redden, worden uit de proef gehaald en komen in de gewone imkerij terecht. De volken worden dus niet zomaar aan hun lot overgelaten. Volken die na het uitgroeien succesvol overwinteren gaan door naar de volgende voortplantingscyclus. Hoeveel volken overblijven is natuurlijk de grote vraag.

Een pilot-proef loopt nu voor het tweede jaar zonder bestrijding, en een behoorlijk aantal volken heeft de winter overleefd. Het lijkt erop dat deze methode werkt, maar het uitgangsmateriaal was gedeeltelijk voorgeselecteerd. De eigenlijke proef, met volken van diverse Nederlandse herkomst, loopt nu voor het eerste jaar. Ze zijn als klein volk in juni 2008 een keer behandeld met oxaalzuur om de uitgangssituatie van deze volken aan het begin van de proef gelijk te maken. De winterbehandeling tegen mijten werd echter niet meer uitgevoerd.

Van de 50 oorspronkelijke volken, zijn er op dit moment 18 groot uitgegroeid en geselecteerd om opnieuw kleine volkjes van te maken. De koninginnen en darren zullen voornamelijkonderling paren, door ze op een eiland of een afgelegen plek neer te zetten. De deur hoeft niet helemaal dicht voor vreemde darren, want misschien hebben die nog betere genen bij zich! Bijen die het best zijn aangepast aan de locale omstandigheden zullen via deze geleide natuurlijke selectie een steeds groter deel van de bijenpopulatie uitmaken. Werken met locale bijen is een goede garantie voor het behoud van de natuurlijke biodiversiteit onder honingbijen, waarvoor wij als imkers in ons landje de verantwoordelijkheid hebben.
 

Opwaartse vicieuze cirkel

Het onderzoek van de Universiteit Wageningen is een veelbelovend project. Maar ook een project met een lange adem: pas over een jaar of vijf kan er een wetenschappelijk verantwoord resultaat gepubliceerd worden. Wij als imkers willen en kunnen niet zo lang wachten. We hebben binnen onze vereniging de Teeltgroep Vitale Bijen opgericht. Een tiental imkers is hierbij betrokken. Volgens dezelfde methode als de bijenonderzoeksgroep van de Universiteit Wageningen zijn we voorjaar 2009 met ons eigen onderzoek begonnen. De imkers hebben ieder één of meer bijenvolken ter beschikking gesteld aan de proef. Van de 45 volkjes die we uit 10 hoofdvolken hebben gemaakt, staan nu 25 volken op een min of meer afgelegen plek klaar voor de winter. We maken voor dit doel dankbaar gebruik van een weiland in Blaricum. Het lijken nu 25 gezonde bijenvolken. Straks, na de winterperiode selecteren we de meest vitale bijenvolken en hakken deze bijenkolonies weer in kleine volkjes die we niet meer bestrijden. De mijten laten we hun gang weer gaan. Hopelijk worden de volken ieder jaar sterker en vitaler en bewijzen we binnenkort volgens deze methode met onze honingbijen in een opwaartse vicieuze cirkel te zitten.
 
Het uiteindelijke doel van de teeltgroep is het gezamenlijk telen van vitale volken zonder ziektebestrijding, die beschikbaar komen voor de imkerij. En hopelijk kan de teeltgroep een stimulerend voorbeeld zijn voor de gehele Nederlandse imkerij.
 
 

Financiering

De imkers van de Teeltgroep hebben behalve vrije tijd en betrokkenheid, eigen geld gedoneerd om het project van de grond te krijgen. Maar dit is een onderzoek dat de komende jaren moet worden voortgezet om resultaten te boeken.

 

Wilt u ons steunen? Ga dan naar de sponsor-pagina.

Comments